Kinderopvang – alleen het woord al! Opvang is voor zwerfkatten en daklozen; de overheid heeft taalkundigen in dienst die voor bejaarden senioren bedachten, voor oorlog als beleidsterrein defensie, en nog vele andere vriendelijker klinkende termen voor achterhaalde zienswijzen, maar met opvang lijkt men daar nog steeds niet aan toe te zijn. Het Engelse care, het Franse crèche, het Duitse Kindergarten (en waarschijnlijk vele andere talen) geven een sympathieker beeld van deze voorziening – vandaar misschien dat in die landen ouders minder moeite hebben hun kleintjes daar aan toe te vertrouwen. Ieder volk krijgt niet alleen de regering die het verdient, maar ook de bijbehorende woordkeus die de diepste volksgevoelens vertolkt: ‘moeders horen thuis bij de kinderen, ook al zouden wij het laatste volk op aarde zijn dat er zo over denkt’.
Voor het jonge kind is (naast koestering, waar inderdaad moeders door de natuur voor toegerust zijn via moedermelk en andere hormonen) socialisatie belangrijk om zijn plek in de omgeving niet alleen toebedeeld te krijgen maar ook zelf te vinden en door contact en confrontatie het eigen ik temidden van soortgenoten af te bakenen. Het leert verschil maken tussen plagen en pesten, treiteren en uitdagen met altijd het volwassen gezag op de achtergrond. Zo verkent het zijn grenzen en oefent het zijn weerbaarheid. Dat ging prima in de tijd van Ot en Sien en ook nog in die van Jip en Janneke maar intussen is het gezin – of wat er van over is, met gemiddeld 1,6 kind – naar de overloop verhuisd in dubbel geïsoleerde doorzon- of appartementencomplexen. Grootouders, familie en buren waar het kind vroeger met problemen terecht kon, zijn uiteengedreven. De overheid leerde ons tijden lang dat we ons niet met elkaar mochten bemoeien en vooral geen eigen rechter spelen; er kwam een bureau Jeugdzorg dat nu geen pleeggezinnen genoeg kan vinden om getraumatiseerde doorzonkinderen bijtijds te redden.
Diezelfde overheid verzweeg dat elke week wel één vrouw en één kind door de eigen partner of ouder wordt omgebracht, nog afgezien van levenslange lijfelijke of geestelijke beschadiging door permanente dreiging van geweld. Nu pas erkent zij haar ongelijk via een meldpunt ‘huiselijk geweld’ dat het belang van maatschappelijke betrokkenheid van de ruimere omgeving onderstreept. Groepsdiscussies over en weerbaarheidstrainingen tegen pesten moeten het basisprobleem van gebrek aan vroegtijdige socialisatie achteraf repareren. Als één toerist van een dak springt door mogelijk paddo-gebruik, wordt de hele verkoop verboden maar de kwestie van vereenzaming van het jonge kind in het steeds kleinere en kwetsbaarder gezin wordt gebagatelliseerd door kinderopvang als luxe probleem van beter gesitueerde ouders te benoemen en hen zelf voor de kosten te laten opdraaien.
De overheid zou kinderopvang dankbaar moeten omarmen en volledig bekostigen, zoals zij ook het onderwijs tot haar basistaak rekent. Speciaal hiertoe opgeleide leerkrachten, speciaal ingerichte ruimtes, eenzelfde inspectie als bij het onderwijs en liefst daarbinnen geïntegreerd, voorkomen dat de branche door goed- of minder goedbedoelende en/of gediplomeerden wordt gekaapt – we hebben een schandaal achter de rug en regelmatig zijn er andere ontsporingen in die sector. Investering in nieuwe generaties, zeker met een teruglopend geboortecijfer zoals in ons land, is geen luxe maar absolute noodzaak als we geen toekomst willen van competitieve groepen pesters en meelopers enerzijds tegenover gefrustreerde gepesten en therapeuten anderzijds: beiderzijds kneusjes die de gemeenschap nu al meer kosten dan in het onderwijs geïntegreerde kinderopvang.
Wie komt met een betere term die dit socialiserende uitgangspunt dekt?
What’s in a name? schreef Shakespeare: what we call a rose, would smell as sweet by any other name – en voor een niet denkende roos mag dat waar zijn, maar bij definities van maatschappelijke verschijnselen spelen andere overwegingen een rol: het brein linkt er gevoelens en gewoontes aan, ook omgekeerd bij het herkennen van de term en het is daar dat de onderhuidse boodschap zich verschuilt, net zoals de reclame dat bij zijn op het oog onschuldige woordkeus doet, maar juist daar zitten wel perfecte termbedenkers. Een etymologisch woordenboek kan voor de leek tot verrassende inzichten leiden.
Zorg is al net zo’n beladen term als opvang: proef het op de tong en de zwaarte wordt meteen voelbaar. Ook het woord onderwijs is niet meer van deze tijd: in andere landen erkent men via de term education dat leerkrachten niet louter kennis overdragen zoals vroeger de meester de leerling in de praktijk onderrichte, maar ook socialiseren en dus opvoeden. In ons land wordt dit element verontwaardigd ontkend en afgewezen, terwijl de praktijk van veelvuldig vroegtijdig overspannen docenten anders uitwijst. Ook hier zou een op de realiteit toegesneden professionele opleiding van leerkrachten en daarbij behorende inspectie veel maatschappelijke kosten en persoonlijk leed kunnen voorkómen. Kennisoverdracht kan niet zonder leergierig publiek en dat laatste is minder vanzelfsprekend dan het huidige onderwijs aanneemt; de opvoeding tot behoud (en liever nog groei) van het leergierige brein waarmee het jonge kind vol verwachting het onderwijs binnenstapt, zou de belangrijkste kwalificatie van elke leerkracht op elk educatieniveau moeten zijn – in de praktijk blijkt die aangeboren leergierigheid echter bij een grote groep leerplichtigen (ook al zo’n beroerde term – een plicht wordt door de jeugd als belemmering en niet als uitdaging gezien) eerder te verdwijnen dan te groeien.
Over het onderwijs valt natuurlijk nog veel meer te zeggen – voorlopig alleen maar even over de term, die misschien minder onschuldig is bij de meningsvorming over de inhoud dan men geneigd is te denken.