Sinterklaas is al eeuwen op tournee
De heilige Nicolaas leefde van ongeveer 270 tot ongeveer 350 in het toenmalige Oost-Romeinse rijk. Alleen al het feit dat die data niet vaststaan, geeft aan dat hij in de tijd zelf geen echt belangrijk persoon was; pas later, toen hij heilig werd verklaard, moest er een datum van overlijden worden vastgesteld omdat de kalender toen aan de verering van heiligen gekoppeld werd. In die tijd begon de dag bij het invallen van de duisternis op de dag daarvóór, vandaar dat het feest nu op 5 december, eigenlijk de vooravond van zijn datum 6 december valt. Het enige bewijs van zijn leven en functioneren als bisschop is zijn naam op de presentielijst bij het concilie (bisschoppenconferentie) in Nicea in het jaar 325… Dat grote concilie was nodig om alle bestuurders van het rijk op één lijn te krijgen omdat vanaf 312 het christendom de officiële godsdienst in het Romeinse rijk was geworden en de nieuwe functie van bisschop in het regiobestuur geïntegreerd moest worden. Omstreeks het jaar 300 was Nicolaas al tot bestuurder van Myra, de hoofdstad van de provincie Lycië, benoemd; een functie die hij ongetwijfeld te danken had aan de positie van zijn familie – rijke graanhandelaren in dat oostelijke Middellandse zeegebied. De bisschopsfunctie werd er blijkbaar gewoon aan toegevoegd.
Hij moet al jong ingeschakeld zijn geweest in het graanbedrijf, vooral bij het vervoer per schip. Het ligt voor de hand dat hij zo kennis maakte met die andere zeevaarders, de Scandinavische Noormannen die daar Varaengers werden genoemd en via de Oostzee en de rivier de Dnjepr handel dreven met het Oost-Romeinse rijk. Vanuit een tussenstation in Kiev bouwden zij een stevige positie in Constantinopel op met de handel in producten als bont en barnsteen; door hun krijgshaftig voorkomen waren zij zelfs favoriet als keizerlijke lijfwacht. Kortom heel anders dan wij in het westen de Noormannen later zouden leren kennen. Zij moeten in Nicolaas een goede partner hebben gezien en ongetwijfeld dronken ze in de kroeg wel een biertje. Dat veranderde niet toen hij bisschop/bestuurder werd: de zakelijke belangen van het familiebedrijf bleven hem immers ook bezig houden en ze hadden elkaar daarbij nodig.
De kerk kreeg behoefte aan een nieuw slag heiligen: de tijd van martelaren was voorbij nu het christendom de officiële religie was geworden. Wat waren de nieuwe criteria? Het werden goede daden, en inderdaad herinnerden Nicolaas’ vrienden zich na zijn dood ineens allerlei momenten uit het leven van Nicolaas. Had hij niet eens geld gegeven aan een oude man die zijn dochters niet kon uithuwelijken? En had hij niet eens een zware storm op zee bedwongen door het water te zegenen? En zo kwamen er onder het bierdrinken wel meer herinneringen op, die steeds fantastischer vormen aannamen; ook nu nog worden bij heiligverklaringen wel min of meer gunstig verlopen gebeurtenissen ineens tot wonder verklaard. En ook toen al waren er drie wonderen nodig om heilig verklaard te worden; dat moet aan de dranktafel gauw geregeld zijn geweest. Pas toen die royale methode teveel twijfel wekte, kwam er een officieel controlebureau, maar in die eerste tijd slipten er heel wat heiligen tussendoor – gelukkig maar voor Nicolaas.
Voor zijn Scandinavische makkers was hij eerst en vooral de heilige van de zee – nog dragen in de Griekse regio de meeste scheepjes de naam Nicolaas en in de havenplaats Bari (waar later een Noormannenrijk ontstond, met een avontuurlijke ontvoering van Nicolaas’ lijk vanuit Myra naar de speciaal daarvoor gebouwde kathedraal) wordt nog elk jaar in zijn naam de zee voor het vaarseizoen gezegend. Op hun tochten langs alle kusten van Europa stichtten zij in de havens Nicolaaskerken; de band van Rusland met juist deze heilige heeft te maken met de stapelplaats Kiev, die als oorsprong van het latere Rusland wordt beschouwd – maar dat is weer een ander verhaal: niet voor niets heeft tsaar Nicolaas zich in de 19e eeuw uitgesloofd de oude plek van zijn naamheilige te koesteren en te verfraaien; echt mooier is het helaas niet geworden, ga maar kijken.
De landcultuur van de West-Europese middeleeuwen had weinig tot geen boodschap aan de scheepvaart, zodat daar vooral de goede daden van de heilige Nicolaas werden herdacht als zijn gedenkdag aan de orde was: de bruidsschat voor huwbare dochters kreeg de vorm van speculaasvrijers en pedagogisch kwam daar snoep voor de brave en een roe voor de stoute kinderen bij. Geen sprake van zwarte Piet, die kende men niet. Het verrassingselement van klop op de deur en goede gaven incognito door raam of deur werpen, bleef wel gehandhaafd – Sinterklaas was er ineens, onverklaarbaar, en hij verdween weer even snel en onopgemerkt.
De Scandinavische landen bleven het langst hun eigen godenwereld houden: de zending drong er maar moeilijk en laat door. Missionarissen (voornamelijk Ierse) kregen van de paus de boodschap mee hun evangelisatie zoveel mogelijk bij oude gewoontes aan te passen om de overgang simpel te maken. Het midwinterfeest leek een goede invalshoek om de zonnewende met Christus’ geboorte te verenigen: de in het noorden vereerde eeuwig groene boom paste net als de lichtjes en kaarsen daar mooi bij. Meer moeite had men met het getrappel en gedonder op de daken door de heidense god Wodan op zijn witte paard Sleipnir, zijn cadeaus door de schoorsteen en een oude dronkenlap die met rendier en bellenslee op de kortste dag langs de huizen ging om overal een borreltje te halen. Je kunt je de problemen van de missionarissen voorstellen – het is alles bij elkaar een samenraapsel van kerstmis en Sinterklaas geworden waar we nu nog mee zitten.
De populariteit van Nicolaas in die regio maakte dat de Scandinaviërs hun oppergod Wodan (ook wel Thor genoemd) alleen wilden inruilen voor deze decemberheilige – het ging de kerk waarschijnlijk te ver om Jezus in die rol te plaatsen. Zo kwam er een wit paard bij en moest de heilige voortaan over gammele daken rijden met een heidense garde van zwarte raven die de goeden beloonden met geschenken en de slechten met hun roeden angst aanjoegen. Pikant detail is nog de seksuele symboliek van schoorsteen en kousen waar de heilige geacht werd goede gaven in te werpen: de seksuele grappen en grollen moeten in die heidense rokerige, halfdonkere overwinteringsruimte voor de vrolijke noot gezorgd hebben. Ook de zogenaamde Klaasfeesten op de Waddeneilanden getuigen van seksueel getinte Noormannengebruiken bij hun traditie van schoonvegen van de straten door zwartgeverfde of –geklede mannen waarbij loslopend vrouwvolk naar binnen wordt ‘geveegd’.
De Engelse tak van de Scandinaviërs aan de oostkust van Engeland nam als eerste de tot Santa Claus omgedoopte dronkenlap over en hield het bij de midwinterdatum; vandaar ging de traditie mee naar het nieuwe Amerika. Nederland, België en Noord-Frankrijk, de regio’s waar het Sinterklaasfeest al bekend was, hielden het – voor zover zij Sinterklaas überhaupt nog vierden – bij aparte feesten van de heilige Nicolaas en het kerstfeest, met aparte data. In de 19e eeuw was dat feest echter enigszins ingedut zodat men in ons land besloot het te herzien, met de pas uitgevonden stoomboot erbij. De bekende liederen stammen uit die tijd, net als de zwarte knechten die de straffende taak en het klimmen door schoorstenen toebedeeld kregen. Het straffen, de roe en de zak zijn intussen als kind-onvriendelijk verdwenen maar het ravenzwart van de Germaanse stormgeesten is gebleven en staat nu volop ter discussie. Zoals zij er in de 19e-eeuwse versie uitzien, lijken zij nog het meest op Moorse pages van de schilderijen uit de Renaissance: in elk geval geen kleding waarin slaven op de velden gewerkt zouden kunnen hebben.
Rest tenslotte nog de verwarring over Turkije: vanuit hedendaags standpunt lijkt het vreemd dat een christelijke heilige uit het huidige Turkije afkomstig zou zijn. Zoals boven aangegeven was het in Nicolaas’ tijd echter nog gewoon het oude Romeinse rijk – zelfs nog niet eens christelijk, dat gebeurde pas tijdens zijn leven en mogelijk heeft hij daar zijn steentje aan bijgedragen op het concilie van Nicea. De oude Romeinse cultuur van heiligen en hun tradities maakte pas geleidelijk plaats voor die nieuwe leer. Er was ook nog geen islam: Mohammed schreef zijn beginselen pas in de 7e eeuw, eerst in Mekka, later in Medina. De Turken kwamen pas in de 11e eeuw vanuit het Aziatische vasteland Klein Azië binnen waar zij zich vestigden en de daar toen heersende islam overnamen. Blijkbaar sprak dat geloof hen meer aan dan het christendom ter plekke.
Toch lijkt ook daar nog een soort Sinterklaas (Baba) cadeaus rond te brengen rond de jaarwisseling – wie zich afvraagt waar dat vandaan komt, denke aan Sinterklaas.
Wie een uitgebreider verhaal wil (inclusief de gevaarlijke tocht vanuit Bari om de botten van de Sint uit het intussen Turkse Klein Azië te ontvoeren) leze mijn gratis te downloaden publicatie – mirjamhommes.nl/nicolaasendenoormannen
Wat een mooi verhaal. Mirjam. Heel wat research voor nodig. Groet,