Wie niets te verliezen heeft, is filosofisch en economisch gezien de ultiem vrije mens die zich onbelemmerd kan uiten, desnoods in een schreeuw zoals ooit door Munch zo expressief geschilderd. Met voldoende lotgenoten wordt die schreeuw een beweging met één gezamenlijk doel. De tot zelfmoord gedreven radeloze Tunesische fruitverkoper startte zo een jaar geleden de Arabische lente waarmee Egypte, Tunesië en Libië versneld in een nieuw stadium belandden, terwijl naburige regimes dit lot nog trachten te bezweren. Of die in gang gezette stroom leidt tot de gewenste inbedding moet worden afgewacht, maar de boodschap aan dictators en onderdrukten is duidelijk. Terecht dan ook dat de radeloze fruitverkoper als prototype van ‘de demonstrant’ tot persoon van het jaar werd gekozen door Time Magazine.
Wie wél iets te verliezen heeft, zoals in de westerse welvaartwereld, strijdt liever binnen wettelijk toegestane betogingen. Deze zomer gebeurde dat onder de leus indignado: verontwaardigd. Wie vroeg waar die verontwaardiging op sloeg, kreeg verschillende antwoorden: banken, bonussen, consumptiemaatschappij, soms ook gelijkheid of klimaat. Een algemeen, ondefinieerbaar onbehagen lijkt zich over onze wereld te hebben gespreid nu door de economische crisis zekerheden en verworven rechten ter discussie komen te staan. Ooit ruilden we oude verbanden als familie, kerk en partij in voor door de overheid geregeld algemeen welzijn, maar nu blijken we sneller dan verwacht op minimumniveau van uitkering en bijstand te kunnen belanden. De rest moeten we zelf uitzoeken: we zijn vrij om onszelf te zijn maar onzeker wat dat inhoudt.
Als reactie idealiseren we de saamhorigheid van de jaren zestig: hippies, provo, krakers, studentenopstand – we hadden er bij willen zijn. In een tent tussen lotgenoten kregen we dat gevoel even terug: romantisch, en zeker niet bedreigend voor de gevestigde orde: zelfs in eigen gelederen stelden we ordediensten en officiële woordvoerders aan. De beweging mag dan op het oog stagneren bij het invallen van de winter, het onbehagen blijft en zoekt duidelijk een gemeenschappelijke noemer.
Niemand is zich bewust dat juist die (geïdealiseerde) saamhorigheid zelf ter discussie staat: we weten onze verworven vrijheid geen vorm te geven in een wereld die de term individualisering vooral negatief vertaalt (ieder voor zich en God voor ons allen) zodat we ons schuldbewust extra betrokken tonen: liefdadigheid en groen scoren hoog. Maar het onbehagen blijft zeuren – we willen zelf iets doen, iets betekenen. De overheid nam dan wel verantwoordelijkheden over, maar bleef het individu miskennen door ons tot categorie te maken: patiënt, consument, werknemer, werkgever, werkloze, AOW-er en kiezer (als de tijd daar is). Intussen valt er echter als patiënt of consument meer te kiezen dan als individuele burger: ziekenhuizen worden tenminste nog geselecteerd op succes, de commercie biedt ‘koning’ klant ruime keus en niet goed, geld terug, maar bij het landsbestuur moeten we maar afwachten hoe het uitvalt en verhaal is er niet. Alleen als zwevende kiezer kunnen we nog enige macht uitoefenen maar het lost de individuele miskenning niet op. Waar moeten we als burger heen met kritiek of ideeën? – ‘namens wie spreekt u?’ zegt de overheid; ‘zet maar op Internet’, zegt de rest. De sociale media scheppen nieuwe verbanden, ad hoc, zoals ook de Arabische opstand haar achterban rekruteerde, maar van effect op het beleid is in de strak georganiseerde westerse overheid geen sprake. Zij is niet te beroerd om af en toe mee te twitteren, maar trekt zich er verder weinig van aan. Ze hoeft ook niet, zolang het alleen om vaag onbehagen gaat: in feite bestaat dat niet.
Ook de golf die volgde op ‘het onbehagen van de vrouw’ (artikel Joke Smit 1967) is nog steeds niet echt in haar boezem neergedaald, gezien haar recente oproep aan ‘ouders’ om minder te gaan werken en beter op hun kinderen te letten. Onder druk van actiegroepen werden man en vrouw destijds wel voor de wet gelijkgesteld maar de onderliggende structuur bleef onbenoemd en daardoor buiten de concrete eisen zodat, ondanks de neutrale benaming ‘ouders’, de oproep duidelijk op moeders slaat die in de praktijk makkelijker werktijd kunnen inleveren met hun los-vaste baantjes vanwege het nog steeds gebrekkige school- en opvangbeleid. Pas als de school haar educatieve taak serieus neemt, kan gelijkstelling eindelijk definitief worden: elders in de wereld dekt het woord education naast opvoeding ook onderwijs, dus inclusief kinderopvang en school. Dit om aan te geven dat de overheid vaag onbehagen niet oplost; zij wil concrete eisen.
De indignado’s lopen met hun te grote, te vage wereldproblemen eenzelfde risico terwijl juist zij zouden kunnen bijdragen aan de afronding van dat in gang gezette proces van emancipatie (‘ontvoogding’) dat tot breder, individueel onbehagen is uitgegroeid. Net zoals destijds de vrouw onmondig was, voelt nu elke bewust levende en kiezende burger zich monddood in overheidsbesluiten en zoekt naar meer en grotere betrokkenheid dan af en toe een inspraakronde of opiniepeiling: zie de inmiddels legendarische Mauro. De overheid denkt in categorieën (al die andere Mauros!) terwijl de burger het individu voorop stelt. Waarom zouden individuele burgers, zoals het pleeggezin, zich niet garant mogen stellen voor een asielzoeker? Het strikte standpunt van de overheid botst met het rechtvaardigheidsgevoel van weldenkende mensen. Wet is wet, en gelijke monniken, gelijke kappen, zegt de overheid terwijl zij ons wel vraagt om actief misdaad te melden en overvallers en overtreders te fotograferen: waarom mag eigen initiatief alleen ten kwade en niet ten goede?
Wat kunnen individuele burgers, al dan niet in wisselende verbanden, doen om buiten erkende categorieën om, het beleid te beïnvloeden? Allereerst zou individualisering van haar negatieve imago (‘egoïsme’) moeten worden ontdaan en zouden nieuwe, tijdelijke verbanden als denktanks en actiegroepen de oude partijhegemonie en -trouw moeten doorbreken. Levenslang bij één partij, werkgever of zelfs partner, is van gewaardeerde deugd in de moderne samenleving tot losergedrag geworden.
Onze wereld IS al geïndividualiseerd, zoals hij destijds al geëmancipeerd was voordat die naam viel: er is alleen actie nodig om de overheid met haar neus op de feiten te drukken; zoals gezegd, kan dat lang duren.
Indignado, verontwaardiging, is bij ingrijpende veranderingen een constructiever uitgangspunt dan occupy of bezetting, en zoeken naar oplossingen handiger dan wijzen naar schuldigen; de oproep niet met je onderdrukker naar bed te gaan, was destijds al even onzinnig als nu het afschaffen van banken – we hebben elkaar nodig en dus moeten we elkaars belangen begrijpen en respecteren, als volwassen individuen van goede wil. Hopelijk stopt de beweging niet bij banken of crisis, want het onbehagen reikt verder en vraagt om nieuwe kaders waar de individuele burger zich in kan vinden om zijn stem gehoord en zijn inbreng gewaardeerd te krijgen, ook zonder in een groep ingedeeld te worden. Een beweging is een golf die begint met zaken bloot te leggen en bij verloop de neiging heeft veel in haar terugslag mee te zuigen. Wat resteert, stopt de overheid in (te krappe) vakken die het basisprobleem niet echt oplossen, zoals boven aangegeven in het geval van de categorie ‘ouders’. Mogen de verontwaardigde strandjutters zich op die blootgelegde vondsten storten en ze ter tafel brengen waar en wanneer de gelegenheid zich voordoet.
Vind ik leuk:
Vind-ik-leuk Laden...