leerplicht versus leerrecht

Standaard

Leerplicht is in principe een goede zaak maar, net als met medicijnen, kunnen ook goede zaken nare bijwerkingen hebben: daar hoort men in het geval van leerplicht weinig over.

In elk geval heeft de school niet het monopolie van leren: daarbuiten leert men soms meer – zie Steve Jobs, Bill Gates en vergeet het zeilmeisje niet. (www.mirjamhommes.nl)

Korte historie van de leerplicht:

Rond 1900 werd in de meeste Westeuropese landen leerplicht tot het twaalfde jaar ingevoerd; in de 19e eeuw vond men leren voor arbeiderskinderen onnodig. Ze leerden immers beter in de praktijk: meisjes huishouden en verzorging, jongens op de boerderij. Eind van die eeuw veranderde de samenleving door industrialisatie: men trok massaal naar de steden met als triest resultaat grootschalige uitbuiting. Maatschappelijk protest leidde tot een verbod op kinderarbeid waarna de leerplicht volgde; wat moest je anders met de kinderen? Vol goede bedoelingen werden standaard lesmethoden ontwikkeld, gebaseerd op wat ineens Algemeen Beschaafd Nederlands ging heten: oude, over landsgrenzen reikende dialecten en volkstalen werden voortaan ‘fout’ gerekend zodat de meeste kinderen een voor hen vreemde taal leerden. Het Vlaams, voordien tot aan Lille (Rijsel) gesproken en begrepen, verdween zo geleidelijk achter de grens, terwijl geschiedenis van mondeling overgedragen verhalen tot apart vak werd gemaakt dat de jeugd het voorvaderlijk heldendom moest bijbrengen met passende liederen als ‘van vreemde smetten vrij’. Later zouden twee wereldoorlogen die vreemde smetten breder uitmeten, elk aan gene zijde van die in kinderhoofden opgetrokken barrières. Natuurlijk was niet alleen de leerplicht met zijn nationalistisch lesprogramma hiervoor verantwoordelijk, maar het vormde wel het begin van een op eigen volk gericht tijdperk met eigen sociale wetten, eigen lespakketten en eigen kwalificaties (diploma’s) voor publieke en uiteindelijk voor alle functies, terwijl elkaar internationaal inspirerende kunstenaars en geleerden, maar ook gewone werkzoekenden te maken kregen met vestigings- en toelatingseisen. De tijd van één land, één volk, één leider en eigen volk eerst, kwam zo ongemerkt dichterbij, eerst nog in de vorm van trots, geleidelijk echter steeds meer als superioriteitsgevoel. In het voortgezet onderwijs leerde men wel ‘vreemde talen’ maar tegelijk werd de eigen taal gezuiverd van vreemde smetten als anglicismen en germanismen. Wandkaarten in het klaslokaal lieten een grote eigen natie zien zonder relatie tot de wereld ‘at large’.  Heel voorzichtig kwam na 1945 het idee van Europa als eenheid terug, als was het iets compleet nieuws. Het Duits van de exacte wetenschap, het Frans van de nieuwe kunst, het Engels van de bankwereld, kregen hun oude internationale functie weer terug via de nieuwe wereldtaal die door de Engelse prins Charles als ‘bad English’ werd omschreven.

Leerplicht nu:

Tijdens de periode van ijverig kennis stampen vergat men dat taal geen doel is maar een handig instrument dat, net als elk ander werktuig, juist gehanteerd moet worden: les in zuiver argumenteren lijkt daarbij nuttiger dan kennis van spellingsregels die beheerst moeten worden voordat je aan een carrière of echte studie mag beginnen.  Ook rekenen zou allereerst instrument moeten zijn om interesse voor toepassing in de techniek bij te brengen.  Zeker in de puberteit wil de jeugd het liefst doelgericht leren, onderzoeken en ondervinden. Zo leert zij na te denken, het think different van Steve Jobs en Bill Gates die ook buiten de geijkte paden traden. Dwang tot leerplicht doodt die buitenschoolse leergierigheid, zoals nu ook het intussen legendarische zeilmeisje zich afkeert van alle examen- en diplomadwang die haar vanuit een verouderd leersysteem wordt opgelegd. Het wordt tijd de leerplicht althans in het voortgezet onderwijs te vervangen door een uitdagender en meer inspirerend leerrecht, in lijn met de éducation permanente waar de overheid zo vaak de mond vol van heeft: laat ze dat eerst maar eens waar maken.

Leerrecht

De oude wet die kinderen tot hun twaalfde jaar verbood te werken en dus naar school stuurde, lijkt nog steeds hanteerbaar; jonge kinderen gaan graag naar school. Problemen binnen het onderwijs betreffen vooral het vervolgonderwijs, en dan vooral bij (een deel van) de jongens. Vroeger gingen jongens na de basisschool aan het werk of naar zee – testosteronwerking maakte disciplinering moeilijk voor ouders. Op zee of bij een baas beschikte men over krachtiger methoden voor deze tegendraadse categorie. Meiden gingen gewoonlijk naar een dienstje waar ze van een ‘mevrouw’ het huishouden leerden tot ze trouwden. De latere huishoudschool had meer status, terwijl ook vrouwen met personeel schaarser werden. Tegelijkertijd gingen meer jongens (M)ULO of zelfs de HBS volgen om hun kansen op de arbeids- en huwelijksmarkt te vergroten: in die tijd een goede reden om verder te leren. Wie geen werk had, leed armoede, zo simpel was het: uitkeringen waren er niet of heel laag. Externe motivatie, zou men nu zeggen.

In de naoorlogse  periode van welvaart en verworven rechten werden uitkeringen steeds meer als basisinkomen gezien waarmee de urgentie verdween om zich te scholen voor een vage kantoorbaan bij de overheid of één van de bedrijven die in Nederland uit de grond schoten. Geen vader vroeg naar de vooruitzichten van zijn dochters’ vriendje; de dochter zelf zocht eerder een muzikale vrijgevochten hippie dan een suffe kantoor- of winkelbediende, zodat de aanschaf van een instrument of geluidsinstallatie op dat vlak lonender werd. De school verloor haar betekenis voor carrières, studenten eisten andere leerwegen en pleitten voor verbreken van de band tussen school, universiteit en bedrijfsleven: onderwijs en studie moesten vrij zijn, vrij van belangen, geld en andere kwaden in de samenleving. Overtuigd dat de verheffingsfilosofie van mammoetscholen het onderscheid tussen hoofd- en handwerk zou doen verdwijnen, sloot men specifieke beroepsopleidingen. De mammoetconstructie bood de mogelijkheid om over te stappen van hoog naar lager en andersom – dit laatste met verlies van een jaar, een verlenging die het ongedurig jongenshart al helemaal niet aansprak. Jongens die vroeger naar een baas of naar zee gingen, schoven door hun dadendrang snel door naar lager in rangorde, terwijl meiden het steeds beter gingen doen: geen wonder, zij waren als soort lang buiten het voortgezet onderwijs gehouden en hoorden van thuis hoe zij boften. Daarbij kwam dat zij bij uitstek geschikt bleken voor op talen gefocust onderwijs binnen het systeem; de wiskundekant lieten zij sowieso vallen.

Via de wet tot bijwonen van lessen verplicht, zit sindsdien dit met ongedurig testosteron overladen deel van de jongens ongemotiveerd de boel te versjteren, docenten uit te dagen of ronduit te bedreigen, altijd de lachers op de hand en het gezag op verlies. Logisch dat er bijna geen gegadigden meer te vinden zijn die deze generatie van ‘had je wat?’ überhaupt nog iets bij willen brengen: het beroep van docent leidt net iets te vaak tot vervroegde uittreding en/of therapeutische behandeling. Ga er maar aan staan.

Leerplicht en verbod op kinderarbeid maken het onmogelijk om lastpakken ouderwets aan het werk te zetten, terwijl dat nu juist is wat ze in hun ‘vrije tijd’ doen, als de school hen niet langer in de weg zit. Ze werken zich rot in handel en koeriersdiensten, in het ontwerpen van systemen en apps; ze verkennen markten, leren presenteren, concurreren, overtuigen en verkopen. Pogingen om hun kansen op de arbeidsmarkt via een diploma te vergroten, zijn in de meeste gevallen zinloos, zolang de buitenschoolse activiteiten op korte termijn meer opleveren. Beter lijkt het te erkennen dat ook buiten school geleerd wordt (tussen haakjes misschien wel de reden dat meiden, ondanks alle ijver op school, in het echte leven op de arbeidsmarkt worden voorbij gestreefd door diezelfde jongens die buiten school geleerd hebben zich een plek in de maatschappij te verwerven). Sommige uitgewoede lastpakken ontdekken in de praktijk welke kennis of vaardigheden zij alsnog, intussen beter gemotiveerd, willen verwerven. Terwijl de overheid ‘levenslang leren’ zegt na te streven, houdt studiefinanciering echter na het 27e jaar op en worden beperkingen gesteld aan de studieduur zelf, waardoor buitenschoolse leerwegen naast de studie vrijwel onmogelijk worden – opleiding lijkt zo alleen van kennisabsorptie af te hangen zonder praktische component. Om al deze redenen zou de leerplicht beter kunnen worden vervangen door levenslang leerrecht, bijvoorbeeld in de vorm van een strikt persoonlijke strippenkaart voor 12 jaar voortgezet en/of hoger onderwijs, op elk moment na de (wel verplichte) basisschool te verzilveren. Voor toelating tot hoger onderwijs zou een officieel staatsexamen moeten worden afgelegd in de voor de studie relevante onderdelen; uitsluitend dat uniforme diploma zou rechtsgeldig moeten zijn, ongeacht via welke opleiding en op welke leeftijd dit bewijs verkregen is. Als startkwalificatie voor de arbeidsmarkt zal het einddiploma van het voortgezet onderwijs dan ongetwijfeld zijn waarde gaan verliezen, maar dat zal gecompenseerd kunnen worden door aanbevelingen van werkgevers op de levensweg en/of via een proefperiode. Uiteindelijk wordt ook nu al zelden naar diploma’s gevraagd.

De voordelen van leerrecht boven leerplicht zijn voor het voortgezet onderwijs evident: lastpakken leren voorlopig meer buiten, gemotiveerde leerlingen meer in de klas, terwijl de docent het plezier in zijn eigenlijke werk hervindt. Ook het leerproces zelf zal voor alle betrokkenen interessanter worden vanwege de verschillende leeftijdsgroepen met diverse praktijkervaring in één leslokaal. Het zal leiden tot gerichte kennisoverdracht aan een veelzijdig publiek: voor de één zal het tot betere carrièrekansen leiden, voor een ander tot inhalen van ooit gemiste kansen, voor weer anderen tot uitstel van dementie of andere ouderdomskwalen, terwijl jonge vrouwen de gelegenheid krijgen op een biologisch gunstig tijdstip kinderen te krijgen en later in alle rust te studeren. Het denken in afgeperkte beleidsterreinen maakt nu nog dat het budget voor zorg los staat van dat voor onderwijs, maar een maatregel als boven omschreven zal zorgkosten zeker kunnen verminderen, zodat van algemeen maatschappelijk nut gesproken kan worden.

 

 

Advertentie

Een suggestie over “leerplicht versus leerrecht

  1. Wim

    Heel herkenbaar verhaal. Zelf was ik een plaag op school maar in de maatschappij was het zoeken naar grenzen in positieve zin juist een voordeel. De geschiedenis herhaalt zich. Mijn zoon wilde ook niet deugen op school maar is goed genoeg om m’n bedrijf over te nemen. Ik heb hem ook nooit achter z’n vodden gezeten om irrelevante leerstof tot zich te nemen.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s