Nog één keer dan, vanwege de nog steeds voortslepende verwarring over zwarte piet.
Punt 1: is het niet merkwaardig dat iedereen zich opwindt over het hulpje van de heilige en niemand zich afvraagt waarom een bisschop in godsnaam op een wit paard over de daken rijdt en kadootjes door schoorstenen gooit? Wie zich een beetje in de materie heeft verdiept weet waarschijnlijk wel de link te leggen naar de oud-Germaanse traditie van de god Wodan die op zijn supersnelle paard Sleipnir in midwinter over de daken reed, met zwarte raven als onheilsboodschappers op zijn schouders – het kon daar in die donkere dagen onheilspellend donderen en stormen, met akelige geluiden door de schoorstenen. Een open haard was toen de enige vorm van verwarming, in het midden van de enige kamer waar iedereen omheen gezeten was en de komst van het nieuwe jaar – de zonnewende – afwachtte…. Je hoeft er niet bij geweest te zijn om je te kunnen voorstellen dat men de tijd doodde met sterke verhalen, grove grappen en vooral veel seksuele toespelingen; dat laatste via het vullen van opgehangen kousen (niet moeilijk om daar de vagina mee te symboliseren) met lekkernijen of andere verrassingen. Het was en bleef een ruw volk. De stormen bliezen allerlei roet en rotzooi de leefruimte in, zodat iedereen er na een tijdje donker uitgezien moet hebben, eveneens tot onderling vermaak. Let wel: nog geen melding van een knecht of zwarte piet, het waren de raven en het schoorsteenroet. Restant van deze grove mannen-pret is nog te vinden op de Waddeneilanden, waar de heidense man-vrouw-krachtmeting als Klaasfeest in ere wordt gehouden.
Punt 2: wanneer werd Wodan Sint Nicolaas en Sleipnir de schimmel? Daarvoor moeten we terug naar de 10e eeuw toen de kerstening tot het hoge noorden doordrong. De paus gaf de missionarissen de opdracht mee om de nieuwe christelijke leer zoveel mogelijk in te passen in de lokale tradities; zo kwam de kerstboom (eeuwig groen) als symbool naar onze huiskamers met de lichtjes die de terugkeer van het licht aangaven. Ook het beeld van de geboorte van Christus als overwinning van het Licht (nu met hoofdletters) op de diepe duisternis van het heidendom paste in het plaatje. Toen zocht men nog een heilige die geschenken bracht en over het dak scheurde – de datum van de heilige Nicolaas klopte niet met midwinter, maar het was op dat moment wel de nummer één heilige van de Noormannen die voor hun schepen al tijden lang juist zijn zegen afsmeekten. Hij was dus prima inpasbaar volgens de bekeernormen van die tijd en het was in elk geval in dezelfde maand. Hoe de Noormannen aan de (toen nog Oost-Romeinse) bisschop Nicolaas kwamen, beschreef ik in een aparte studie, gratis te downloaden van mijn site (mirjamhommes.nl/Nicolaas en de Noormannen). Interessant, maar hier niet ter zake.
Het verklaart wel het nog steeds gebruikelijke ophangen van kousen of het zetten van schoenen voor de gulle gaven van de heilige, die ook in het oosten al bekend stond als kindervriend. Het feest paste mooi in het heidense patroon, net als de oude dronkaard die op midwinter met zijn rendierslee langs de huizen ging om iedereen geluk te wensen en overal een borrel kreeg – yohoo! In onze streken bleef de heilige Nicolaas op zijn eigen sterfdag (6-12) gevierd worden, inclusief geschenken en de roe, in die tijd een pedagogisch hulpmiddel. Tot de 19e eeuw reed hij ook niet op het dak, zoals Santa Claus nog wel presteerde, maar stond ineens onverklaarbaar aan de deur te kloppen.
Punt 3: zwarte piet en de stoomboot. Het feest werd al bijna niet meer gevierd, toen de grote nationalistische golven van de 19e eeuw over Europa spoelden als reactie op de internationale stroom van socialistische bewegingen na de Franse revolutie. Ook in Nederland zocht men naar ‘volkseigen’ elementen en vond Sint Nicolaas, als typisch Nederlands, naast van Speyck, Willem Barentz, Piet Hein en Jan van Schaffelaar. Een toegewijde schoolmeester schreef een serie Sinterklaasliederen, bedacht er de pas nieuwe stoomboot bij die vanwege het rijmwoord Oranje uit Spanje moest komen en de roe+zak voor stoute kinderen (ook toen nog pedagogisch toegepast) kwam in handen van de zwarte knecht, die – ook vanwege het rijm – gemakshalve Piet genoemd werd.
Daar zit de zwakke schakel waar nu de hele discussie om draait. Hij was zeker niet geënt op de West-Indische slaven – in een dergelijk fantasiekostuum werd echt niet gewerkt op de plantages – maar eerder op de Moorse pages die nog lang in dienst waren van hooggeplaatste figuren, zoals ze ook worden afgebeeld op Renaissance-schilderijen: de hele uitrusting van kleurige kledij, met zwierige baret en oorringen wijst daarop. Ook heden ten dage nog heeft de paus een gevolg van speciaal geselecteerde pages, de Zwitserse garde, wat als een erebaan beschouwd wordt. De commedia dell’arte maakte zich in die tijd via de podiumkunsten wel meer vrolijk over bepaalde types (ook over schoolmeesters en dominees bijvoorbeeld) en ongetwijfeld heeft dat toneel-element meegewerkt om van dit type een vrolijke metgezel te maken, wat nu als discriminerende stereotypering wordt gezien.
We mogen dan gewend zijn geraakt aan cabaret en entertainers die scherpe karikaturen van ons zelf kunnen presenteren – dat liegt er vaak niet om – maar we hebben daarnaast de neiging om zwakkeren in de samenleving daartegen te beschermen. In onze wet- en regelgeving is daar ook plaats voor ingeruimd waar terecht gebruik van wordt gemaakt. Sommige herkenbare eigenschappen van een bepaalde groep zullen altijd door anderen uitvergroot worden zoals een sterk Amsterdams of juist Rotterdams accent; dat zegt op zichzelf niets over waardering of kleinering en is in elke samenleving gebruikelijk. Het accent van de Nederlandse Antillen en Suriname ontkomt evenmin aan die classificering die (terecht of niet) aan gekleurde Nederlanders hangt. Niet onlogisch dan ook dat zwarte piet zich van dat accent bedient. Johnny Jordaan en Andrë Hazes cultiveerden het Amsterdamse accent en wisten zich zo ook als Nederlander een plek te verwerven.
Om nu als ver doorgevoerd gelijkheidsstreven de hele samenleving een schuldcomplex aan te praten voor een slavernijverleden waar de huidige generatie part noch deel aan heeft, vind ik persoonlijk een zwaktebod: het zou juist de kracht van in alles gelijke burgers-met-een-kleurtje onderstrepen als ze zich hierdoor niet aangesproken zouden voelen: jonge vrouwen vinden het bijvoorbeeld ook niet leuk om op straat aangesist te worden, maar eisen niet dat de middenstand daar zijn assortiment aan aanpast. Laat ze integendeel maar chocolade sissers verkopen zodat we ze kunnen opeten…