Hoezo Straatsburg?

Standaard

Toch nog maar even Europa

Velen zien het belang van Europa niet en winden zich op over de extra bestuurslaag in Brussel: een extra parlement terwijl elk land al een parlement heeft, nationale ministers die achter onze rug om ongecontroleerd besluiten nemen, plus een commissie met een voorzitter die blijkbaar gekozen moet worden, maar niet door ons… Wat is de invloed van de kandidaten die wij straks wél mogen kiezen? We horen van landen die hun financiën nog in geen eeuwen op orde zullen hebben, we zien goedkope arbeidskrachten onze economie verstoren: Europa kost alleen maar geld, zie de verhuizing van het parlement elke maand van Brussel naar Straatsburg – waar is dat voor nodig? Het is een godswonder (in letterlijke zin want je moet er blijkbaar echt in geloven) dat er nog mensen zijn die zeggen vóór te zijn en vóór te zullen stemmen.

Dit als opening van een klein historisch betoog. De Europese Unie is namelijk niets nieuws – ze is meer dan duizend jaar ouder dan de Verenigde Staten van Amerika en ging eigenlijk per ongeluk door een ordinaire familieruzie voortijdig failliet. Was er in die tijd een Verenigde Naties of een Tv-programma als de ‘Familiereünie’ geweest, dan zouden we nu als Europeanen hoofdschuddend naar de stammen- en volkerenstrijd in Afrika hebben gekeken. Zo moeten de Verenigde Staten de vorige eeuw (en misschien ook nu nog) naar Europa hebben gekeken met haar desastreuze oorlogen en onderlinge conflicten – ook die totaal verschillende Amerikaanse staten hebben in een vroeg stadium tot samengaan besloten en plukken daar sindsdien de vruchten van.

We hebben geleerd dat in de 5e eeuw het West-Romeinse rijk door volksverhuizingen uiteenviel in wat we Middeleeuwen noemen. De volksverhuizers zelf zouden hier vreemd van opgekeken hebben; zij waren er vast van overtuigd in het Romeinse rijk te zijn beland waar ze een betere toekomst verwachtten voor hun kinderen. Er mocht dan geen keizer meer in Rome zitten, maar in het oostelijk deel van het rijk zat nog duizend jaar lang een keizer met een compleet goed functionerend Romeins bestuurscentrum. In het westen functioneerde die macht misschien niet meer zoals in de oude glorietijd (de beste krachten waren meeverhuisd naar het oostelijk regeringscentrum Constantinopel) maar het stelsel van bisdommen en parochies dat zich sinds de erkenning van het christendom als staatsgodsdienst had ontwikkeld, stond met haar infrastructuur van scholing en zorg ongeschonden overeind en gaf de bevolking op zijn minst de illusie dat zij onverminderd Romeinse burgers waren, ook al waren zij als Germaanse stammen binnengekomen; sinds de 3e eeuw gold een algemeen Romeins burgerrecht voor alle inwoners.

Het is ontegenzeggelijk waar dat het westen achteruit ging, maar dat had te maken met het verplaatsen van handelsroutes richting midden oosten waar de tweede hoofdstad Constantinopel van profiteerde. Ambitieuze Romeinen verlieten Rome en de resterende bevolking leefde steeds vaker van uitkeringen en werd met spelen in het Colosseum van de straat gehouden. Baantjes werden verkocht aan de meestbiedende en met controles werd de hand gelicht. Zonder functioneren van de politie was het in de provincies niet langer veilig zodat de landgoederen van gepensioneerde senatoren tot halve burchten werden omgebouwd, zeker toen in de 5e eeuw de stroom nieuwkomers vanuit het noorden toenam. Ook toen al was er een lange periode van klimaatverandering die elk jaar slechtere oogsten opleverde. Veel van deze voornamelijk Germaanse stammen zochten en vonden een plek in deze Romeinse vestigingen als landarbeiders. Wij kennen dit systeem als horigen en lijfeigenen, maar in de tijd zelf was men blij als men binnen die veilige muren werd toegelaten.

Ook wie zich vrij vestigde, zocht toch de nabijheid van zo’n burcht waardoor kleine dorpjes ontstonden waar men na drie generaties niet beter wist of men had altijd in het Romeinse rijk gewoond, met misschien een vaag besef van mondeling overgeleverde tradities. De kerk werd de enige verbindende factor met haar dorpskapel, pastoor en vooral de administratie van het landgoed, want geen der nieuwkomers kon lezen of schrijven. Zo kwam het dat de van oorsprong Germaans (Teutoons, Duits) sprekende nieuwkomers in de Romeinse provincies op den duur het Latijn overnamen; anders was Frankrijk (de naam verwijst naar hun herkomst rond Frankfurt) een Duits sprekende natie gebleven.

Er vormden zich kleine machtsgebieden onder een graaf, hertog of koning (allemaal Germaanse termen), waar Rome niet zo heel veel meer mee te maken had. Dat was het vernieuwde Romeinse rijk dat nog niet Europa heette maar wat het intussen wel was geworden: een mix van Romeins-christelijke, Germaans-Keltische (=Gallische) culturen, zonder duidelijk regeringscentrum. In Italië zelf, het oude stamland der Romeinen, waren om de beurt de Goten en de Longobarden in feite de baas en op een gegeven moment stopten zij de laatste keizer, een nietszeggend symbool, in een klooster en namen niet eens meer de moeite een nieuwe te benoemen. Er zat immers een keizer in het oosten en daar was nog steeds contact mee. In de praktijk had ook in Italië iedere groep zijn eigen (stad)staat met eigen bestuur, terwijl Rome op de achtergrond als coördinerend symbool van een groot, christelijk rijk functioneerde.

In 500, bekeerde Clovis, de koning van de tot grootste uitgegroeide stam der Franken zichzelf – en daarmee zijn volk – openlijk tot het christendom. Niet dat het in die tijd veel betekende, maar later zouden zijn nakomelingen die positie geleidelijk uitbouwen tot een vanzelfsprekend leiderschap over al die verspreide stammen en volkeren in de westelijke provincie van het oude rijk. De Franken hadden zich al onderscheiden bij de aanval van de Hunnen die in de 5e eeuw onder leiding van Attila uit het verre Mongolië langs de Zwarte zee naar het westen optrokken; Attila werd door een krijgsmacht van alle volkeren (een eerste Europees leger!) verslagen; de restanten van zijn leger bleven in het naar hen genoemde Hongarije hangen waar zij zich tot het christendom bekeerden. In 732 waren het alweer de Franken die de vanuit Spanje oprukkende islam bij Poitiers een halt toeriepen; rond 700 was dat nieuwe geloof via Noord Afrika bij Gibraltar naar Europa overgestoken en had een emiraat in Cordoba gevestigd.

Die expeditie stond onder leiding van Karel Martel, ‘de Strijdhamer’, die eigenlijk alleen maar hofmeier van de koning was, een soort eerste minister. Daarom legde hij de paus de vraag voor of degene die werkelijk de macht had, eigenlijk niet koning zou moeten zijn, waarop de paus bevestigend zou hebben geantwoord; we waren er niet bij maar vanaf toen nam zijn familie (naar deze Karel de Karolingen genoemd) de heerschappij over. Na hem kwam Karel de Grote aan de macht die niet voor niets wel de stichter of zelfs vader van Europa wordt genoemd: hij slaagde er in al die verschillende stammen en volkeren onder een gezamenlijk centraal bestuur te brengen in zijn nieuwe hof te Aken. Uiteindelijk kwamen ze daar oorspronkelijk vandaan – de kern van het volk had zich in het noorden van Frankrijk en de Ardennen gevestigd, vandaar ook dat Parijs en Reims uiteindelijk de Frankische/Franse konings- en kroningscentra zouden worden.

Einhard, de biograaf van Karel de Grote, schrijft over de kroning van Karel tot keizer door de paus tijdens de Kerstmis in 800, dat het Karel totaal verraste en dat hij, op zijn zachtst gezegd, ‘not amused’ was. In de Germaanse traditie werd men door het eigen volk als gelijke onder gelijken gekozen en gekroond, en hij moet in die tijd de paus een slappe figuur gevonden hebben die over geen andere macht beschikte dan zijn eigen diocees als bisschop van Rome: de politiek in Italië werd door lokale grote heren geheel buiten de paus om bepaald. Karel ging boos weg en is er nooit meer terug geweest. Intussen nam hij zijn nieuwe taak wel serieus: hij hield hof in eigen persoon in serieuze rechtszaken, onderhield diplomatieke betrekkingen met de keizer in Constantinopel en de sultan in Bagdad (die hem zelfs een olifant liet sturen die veel bekijks trok). Hij verstevigde de bestuursstructuur in het hele rijk dat toen grofweg het huidige continent tot aan de Scandinavische landen en Rusland omvatte; hij zorgde dat opstanden overal in de kiem werden gesmoord – niet altijd zachtzinnig, maar zo ging het in die tijd – en begunstigde het onderwijs en de schone kunsten om zijn volk beter op te voeden.

Dat tijdperk wordt dan ook wel de Karolingische Renaissance genoemd. Het had Europa kunnen zijn (die term staat zelfs in geschriften uit die tijd), als niet zijn zoon Lodewijk de Vrome een tweede huwelijk had gehad waaruit een nieuwe tak ontsproot die weer ouderwets op de Germaanse manier het vaderlijk erfdeel in eerlijke delen vererfd wilde zien. Zo werd in Straatsburg in 843 Europa officieel en (naar later bleek) definitief in drieën gedeeld: het middenstuk – plus keizerskroon omdat Rome er in viel – ging naar de oudste zoon Lotharius en heette daarom Lotharingia; het westen als Frank(en)rijk naar Karel de Kale en het oosten als Oostenrijk naar Lodewijk de Duitser. Men besefte ook toen al dat deze Straatburgse eden een historische gebeurtenis vormden.

Begrijpelijk dus dat bij de plannen voor een Europese Unie Straatsburg als plaats van het Europese parlement werd afgesproken: bedoeld als ongedaan maken van die fatale scheuring. Toen later alle bijbehorende instellingen in Brussel werden opgericht, was men die oorsprong uit het oog verloren, zodat Straatsburg nu een vreemde afwijking lijkt…. Natuurlijk is het niet praktisch om steeds te verhuizen en daar moet zeker een oplossing voor gevonden worden, maar begrip voor de keuze mag niet ontbreken.

Het ligt voor de hand dat het Middenrijk, Lotharingia vanwege zijn onbestuurbaarheid (van Napels tot aan de Wadden) op den duur door de stille grote winnaar in het oosten, Oostenrijk, werd opgeslokt, inclusief de keizerstitel. Zo kwam Europa aan het grote Oostenrijk-Hongaarse keizershuis, dat eeuwen lang in handen van de familie Habsburg bleef – ‘anderen voeren oorlog, wij trouwen’, zei de kinderrijke keizer trots. Later werd dit rijk ook weer gedeeld, zodat de Nederlanden met het Spaanse gedeelte en Philips II te maken kregen. De naam Lotharingen bleef bewaard, zij het voor een klein gedeelte.

Het westelijk deel zou voortaan als zelfstandig koninkrijk Frankrijk verder gaan onder leiding van een gekozen koning, een mooi uitgangspunt maar in de praktijk liep het met die ‘leiding’ anders. De vele graafschappen en hertogdommen waren intussen zo sterk geworden dat zij een zwakke figuur tot koning kozen (terzijde: vergelijk de keuze voor de onbekende van Rompuy in de huidige EU: ook daar wilde niemand een ‘sterke man’). Eens per jaar kwamen de grote heren langs om pro forma eer te bewijzen aan de koning en er zou uiteindelijk een honderdjarige oorlog voor nodig zijn om tot eenheid te komen – geen aantrekkelijk voorbeeld.

Zo liep het mooie experiment van Karel de Grote’s Europa uit op het Germaanse eerlijk-delen-principe en zitten we nu met brokstukken die heel langzaam, tegen de stroom in, opnieuw tot eenheid moeten zien te komen. Is het ieder voor zich, zoals de Germaanse erfdeling, of is het de gemengde wereld van Romeins-Germaans Europa voor ons allen? Zijn we bang voor een krachtig Europa of beseffen we dat eenheid niet zonder krachtig bestuur kan bestaan? Wordt het bestuurscentrum Brussel, Straatsburg of liever weer ouderwets Aken waar het eerste internationale hoofdkwartier van Karel de Grote was gevestigd, waar hij zich omringde met de beste experts en adviseurs van zijn tijd: terecht dat er een culturele prijs naar hem genoemd is.

Denk aan deze Karel als je gaat stemmen, niet als vader des vaderlands, maar als vader van Europa – geen uit de lucht gevallen idee maar iets dat er eigenlijk al sinds het oude Rome bestond en toen 200 jaar lang zonder oorlog stand hield: een prestatie die in de westerse geschiedenis nooit meer is geëvenaard. Deze klassieke erfenis werd door Europese volkeren op- en uitgebouwd totdat het door een volgende erfenis uiteenviel en sindsdien door onderlinge oorlogen geteisterd werd: de 100-jarige in Frankrijk, de 30-jarige in het Duitse rijk, onze eigen 80-jarige vete met Spanje en last but not least twee wereldoorlogen. Geschiedenis kan je niet overdoen, maar met gezond verstand en goede wil moeten grote fouten uit het verleden toch rechtgezet kunnen worden.

Advertentie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s