Dag van het onderwijs, 6 oktober

Standaard

‘Dag van het onderwijs’

Hoe is het me ooit kunnen ontgaan: er bestaat blijkbaar een dag van het onderwijs, op 6 oktober. Hoe wordt dat gevierd en is er wel reden om te vieren?

De minister gaat vandaag zelf lesgeven: vast en zeker voor een gezellig klasje zonder het gebruikelijke ongeïnteresseerd onderuit hangend deel dat daar verplicht zijn tijd uitzit en principieel op sabotage van wat-dan-ook uit is. Elke ontregeling wordt luid begroet en toegejuicht door de heus wel brave rest…

De samenleving ziet de leerplicht onverminderd als onaantastbare verworvenheid ter verheffing van het volk: met een voor ieder kind gelijke basisopleiding zal de sociale ongelijkheid in de samenleving vanzelf verdwijnen. Het diploma zou leiden tot gelijke kansen op de arbeidsmarkt. Geen speld tussen te krijgen. Eerst gold die leerplicht voor kinderen tot 12 jaar, daarna begon ze op te lopen ze op tot ver in de puberteit.

Zonder het oude ideaal van volksverheffing te willen ontkennen – het heeft inderdaad tot vanzelfsprekendheid van basisonderwijs geleid – zou in elk geval de stelselmatige verhoging van de leerplichtige leeftijd ter discussie mogen worden gesteld. Hormonen zijn hinderlijke stoorzenders, zowel voor leerlingen als voor docenten die dagelijks te maken krijgen met de drang tot profilering van het eigen ik binnen de groep, vooral bij het mannelijke deel van de puberende jeugd. Vroeger gingen veel van die jongens na de basisschool bij een baas werken of naar zee waar hard aangepakt moest worden binnen een team dat mogelijk minder kindvriendelijk ingesteld was.

Tegenwoordig vinden we dat slecht maar in wezen vormt ook dat actieve stadium een leerproces; noem het praktijkonderwijs waar ze meer van opsteken dan van het schools uitzitten van de leerplicht. De principiële desinteresse voor schools leren verwordt daar tot toenemende vaardigheid in hinderen en vooral aandacht trekken, waardoor lesgeven lastig zo niet onmogelijk wordt; de betreffende leerling(en) uit de klas verwijderen geldt (vooral voor docenten zelf) als zwaktebod. Deze laatsten zijn inmiddels gewend de tussenzin ‘de goeden niet te na gesproken’ te hanteren voor hun verwijderbeleid maar gaan met steeds meer tegenzin naar hun werk. Daarvoor bieden lange vakanties en goede beloning te weinig compensatie: instandhouding van het idealisme waarmee zij ooit begonnen, kost steeds meer energie en zelfoverwinning. Intussen hebben de meeste weerbarstige leerlingen buiten school allang hun wens tot een praktische korte termijn carrière verzilverd en zien schoolgang louter als alibi voor een uitkering later.

Beter zou het daarom zijn ronduit te erkennen dat leren niet alleen binnen school plaats vindt: iedereen leert altijd overal. Als het jonge kind naar school gaat, heeft het al de helft geleerd van alles dat het ooit zal leren: spreken, lopen, denken, bewegen, hanteren en vooral de bereidheid, zelfs diepste wens om te leren; het onderwijs hoeft er alleen maar voor te zorgen dat die aangeboren leergierigheid op zijn minst behouden blijft, liefst nog wordt gestimuleerd. Het is echter de vorm van ons onderwijs die het een regelrecht wonder maakt dat er bij sommigen nog iets van die leerwens resteert bij de verplichte keuzes die gedurende de schoolrit meer leerwegen uitsluiten dan openen.

Het oude praktijkonderwijs in de echte maatschappij die moeder natuur ooit bedoelde om het basis-geschoolde kind in een wijdere omgeving te integreren als opstap naar volwassenheid, is via de leerplicht ver’school’d tot keuzepakketten en gespeelde lesjes met aan het eind nietszeggende, vaak uit mededogen aan zich ‘overbelast’ voelende jongeren vrijwel gratis verleende diploma’s die zelden een echte loopbaan garanderen. Je kunt het de docenten niet eens kwalijk nemen: de quota moeten wel gehaald worden.

Wie eenmaal aan het eindpunt van de verplichte leerweg is gearriveerd, staat alweer voor keuzes, zij het dit keer directer gericht op slechts één leerweg: het gekozen pakket blokkeert vele andere mogelijkheden. Toch moet men snel kiezen, want ook hier gelden verplichte leeftijdsgrenzen, dit maal voor studiefinanciering. Mocht men vroeger nog rustig de maatschappelijke kant van het jongvolwassen leven uittesten via studentenbeweging en/of gewone tijdelijke baantjes, nu moet er serieus hard gewerkt worden voor verder kwalificaties bij de jacht op de gewenste positie in de samenleving. Diepgaande discussies, praktijkervaring of zelfs maar oriëntatie op het gekozen terrein worden op die manier zo goed als onmogelijk gemaakt, dat moet in de steeds smallere vrije uurtjes plaatsvinden.

De vrouwelijke studenten, die het al in het voortgezet onderwijs in het algemeen veel beter ‘deden’ dan de jongens, zijn het meest gemotiveerd om snel door te zetten in de gekozen richting, maar verliezen zo de tijd die moeder natuur voor haar gereserveerd heeft om zonder al teveel problemen zwanger te worden en kinderen te krijgen. Als zij al een geschikte partner vinden tijdens dit lange leertraject, willen zij logischerwijze toch allereerst het hele studietraject afronden en de opgedane kennis eindelijk in de praktijk vorm geven; uiteindelijk was de studie daarop gericht en waren er grote verwachtingen op gebaseerd. Jammer dan ook dat zij pas in een (biologisch gezien) laat stadium aan gezinsvorming toe zijn waarbij zich complicaties kunnen voordoen die op jongere leeftijd te voorkomen zouden zijn geweest.

Dit zou te voorkomen zijn door eindelijk de leeftijdsgrenzen voor studie te verleggen: voor de ene categorie iets minder lang, voor een andere juist weer een stuk langer. Om beide categorieën tegemoet te komen, zou een levenslange studie-strippenkaart de beste oplossing zijn: vrouwen zouden eerst in alle rust een gezin kunnen stichten, met alle daarbij behorende zorg en aandacht, terwijl de halverwege gestrande pubers na confrontatie met de harde werkelijkheid van ongediplomeerd zoeken naar werk, zich alsnog – beter gemotiveerd – kunnen laten bijscholen op intussen bekende terreinen. Waarom zouden vrouwen niet op latere leeftijd alsnog een studie kunnen aanvangen als ze ook langer hebben nagedacht over de carrièrekeuze; ook voor mannen zou dat soms nuttig kunnen zijn, op dit moment valt de keuze vaak te snel op een modieuze richting waardoor halverwege geswitcht dreigt te worden. Zowel het ene – het switchen – als het andere – het late moederschap – brengt onnodig extra kosten met zich mee voor de samenleving als geheel.

Ook het beloningssysteem dat nu nog sterk gericht is op leeftijd en dienstjaren zou in die zin gewijzigd moeten worden, zodat men niet op zijn vijftigste als ‘te oud’ wordt weggezet; alle ervaring die men ook buiten studie en werk heeft opgedaan, wordt immers in de nieuwe functie als extra meegenomen en maakt de iets oudere sollicitant tot een maatschappelijk beter gevormde werknemer dan de direct afgestudeerde. Het besef dat leren een continu proces is dat ook buiten de officiële leerwegen plaatsvindt en de moderne mens tot veelzijdig maatschappelijk participerend individu maakt, biedt ook ouderen die nooit de kans kregen te studeren de ruimte om zich verder te vormen en ontwikkelen – misschien niet om er de kost mee te verdienen, maar als het alleen al zou helpen om de gevreesde ziekte Altzheimer te voorkomen, zou de samenleving ook hiermee voordeliger uit zijn.

Een dergelijke levenslang geldige strippenkaart, met bijvoorbeeld 24 strippen, zou tevens kunnen dienen om in ‘normale’ schoolklassen ook volwassenen en zelfs ouderen toe te laten waarmee de last veroorzakende puber-categorie ofwel spontaan uit zicht verdwijnt of door de groep zelf gecorrigeerd wordt. Dan, ja dan, wordt ook lesgeven weer een leuk vak.

Advertentie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s